1
Berend Strik, Decipher the Artist’s Mind: performative studio (studio van Melati Suryodarmo), 2013.

De performatieve studio van de Indonesische kunstenaar Melati Suryodarmo heeft weinig van doen met de fysieke en mentale wereld van een kunstenaar zoals wij ons de wereld bij een atelier voorstellen. Haar werkplaats is een open ruimte, en bestaat louter uit een betonnen vloerplaat. Onafgeschermd van de buitenwereld hanteert zij hier haar eigen normen en regels voor de kunst, en stelt ze zich bloot aan het publiek door de open ruimte in te gaan, te communiceren, mee te delen of te converseren. Suryodarmo heeft niet meer nodig om onderzoek te doen naar haar onderwerpen, en kunst te maken en te tonen. Berend Strik fotografeerde het atelier, op de afdruk bracht hij langs de afgebeelde vloersteen stiksels aan. Ze suggereren een beplanting, een transparante afscheiding, waardoor het beeld een nieuwe dimensie krijgt. Alsof hij de afwezige intimiteit van de werkplek van de Indonesische kunstenaar wil profileren. Het is een van de kunstwerken die Strik toont in een fascinerende expositie bij Heden, het resultaat van een werkperiode in het Indonesische Yogyakarta. Eind 2013 verbleef de kunstenaar er, als laatste in het kader van een intensief artist-in-residence-programma, dat Heden en Cemeti Art House al acht jaar gezamenlijk organiseren. Berend Striks tentoonstelling is een goede aanleiding om de totstandkoming en resultaten van dit programma onder de loep te nemen.

19
Expositie van Lotte Geeven bij Heden, 2010 (Hot Wave)

´Woorden lijken hier een andere betekenis te hebben, dus wil ik eens schrijven over de betekenis van woorden die daarmee verband houden´, verzuchtte kunstenaar Lotte Geeven bij aanvang van haar residency op Java op haar website, waarop men het verloop van haar werkperiode kon volgen. Zo’n uitspraak duidt op de diepgaande culturele verschillen tussen Indonesië en Nederland, waarmee Nederlandse kunstenaars aan het begin van hun residentie in Yogyakarta geconfronteerd worden. Niet zelden moesten zij plannen voor hun werkperiode overboord zetten, omdat de omstandigheden anders bleken dan verwacht. Voor Berend Strik (1960) ging dit in mindere mate op. Al enige jaren werkt hij aan de serie ‘Decipher the Artist’s Mind´, waarmee hij zich ook tijdens zijn residentie bezighield. Met het fotograferen van ateliers en die beelden vervolgens aan te vullen met dat wat niet zichtbaar is, hoopt Strik door te dringen tot de psyche van vakbroeders. Het zijn niet de ateliers van de minste kunstenaars die hij vastlegt: de voormalige studio van Marcel Duchamp, nu in gebruik als kantoor, of die van de Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer behoren ook tot zijn opmerkelijke beeldbank.

2 3
Berend Strik, Decipher the Artist’s Mind: Interconnected the image: studio Arnulf Rainer,  2013 (l),
Former studio of Marcel Duchamp, 2013 (r)

Berend Strik

Berend Strik hanteert een even originele als ambachtelijke en tijdrovende kunstvorm. Schilderen doet hij met naald en draad: borduren heeft hij tot zijn handelsmerk gemaakt. Door fotobeelden met garens, katoen, fluweel of zijde te bestikken, creëert hij nieuwe lagen, waardoor het beeld een nieuwe betekenis krijgt. Met een naaimachine begon hij eind jaren tachtig pornoplaatjes na te tekenen en bestikte de getekende lijnen als een soort metafoor voor de seksuele daad. Maar die tijd ligt ver achter hem. De bronnen waaruit hij nu al jaren put zijn divers, hij gebruikt zwart-wit- en kleurenfoto´s met beelden uit de kunstgeschiedenis en de erotiek, maar ook foto’s van stadsgezichten, portretfoto’s, reisimpressies, enzovoort. Aanvankelijk vond hij ze in tijdschriften en familiealbums, sinds 2002 gebruikt hij zelfgemaakte foto’s als drager voor zijn werken. Dikwijls hebben die architectuur als onderwerp. Wat hem in architectuurfoto’s aantrok, is dat ze bedoeld zijn om architectuur zo puur mogelijk te laten zien. Zoals de strakke compositie en heldere structuur van gebouwen die in een lege omgeving een kaal beeld tonen. ‘Ik kon me uitleven in het versterken van structuren of juist in het tegenovergestelde, het ontrafelen van die strakheid’, zei hij ooit erover. De ‘Siemensstrasse’, waarin stof en stiksel de structuur en non-structuur van het gebouw in elkaar doen smelten, is er een mooi voorbeeld van. Net zoals ‘Palestinian House’, een alledaags beeld van een Palestijns huis gebouwd naar Israëlisch voorbeeld. Ondanks de rondzwevende huiselijke voorwerpen behoudt het huis zijn strakke lijnvoering. Door applicaties van stof en stiksel accentueerde Strik het verhaal van het huis, en zo loste hij het ‘gemis’ dat hij op de foto aantrof als het ware op. Met deze ingrepen vraagt Strik de beschouwer nadrukkelijk om aandacht voor de wijze waarop een beeld in elkaar zit.

4
Berend Strik, The Palestinian House, 2009

Ook op Java legde Berend Strik de inrichting en architectuur vast van ateliers, nu van niet-westerse kunstenaars, teneinde het territorium van hun kunst te ontrafelen. De volgende stap, het onzichtbare letterlijk hechten met stiksels, is een fascinerend spel met elementen, als metafoor voor de wijze waarop kunstenaars hun ideeën voor het maken van kunst ontwikkelen. Een ingrijpend proces. Per slot van rekening is het atelier het domein van de kunstenaar, de plek waar hij zich tot zijn eigen (wereld)beeld verhoudt, waar het werk ontkiemt en meestal ontstaat. Het vormt het kader waarbinnen de kunstenaar zijn beslissingen neemt. In Indonesië  ondervond Strik dat kunstenaars met minimale middelen een studio kunnen maken. Ongetwijfeld heeft dat hem een optionele visie op het gebruik van een atelier verschaft. Ook op de architectuur ervan.

6 7
Berend Strik, Decipher the Artist’s Mind: Reading, studio Agus Suwage, 2013 (l),
Trend, studio Osang Gwon, 2013 (r)

In 2006 startten Cemeti Art House en Heden het artist-in-residence-programma in Yogyakarta, waar inmiddels  meer dan veertig Nederlandse en Indonesische kunstenaars aan hebben deelgenomen. In het licht van de intensieve samenwerking die beide kunstinstellingen sinds midden jaren negentig onderhielden, was dit een logische stap. Heden (voorheen Artoteek Den Haag) is al sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw bezig met een globaliseringsbeleid, iets dat in Nederland toen nog nauwelijks aan de orde was. Als bemiddelaar tussen kunstenaar en publiek wilde zij niet zelfgenoegzaam in de eigen Nederlandse kunst blijven hangen, maar de vleugels uitslaan, om van andere culturen te leren. Vanwege de historische banden tussen Nederland en Indonesië organiseerden culturele instellingen in Den Haag in 1995 een kunstfestival, waarin het rijke culturele erfgoed van Indonesië centraal stond. Werk van hedendaagse Indonesische kunstenaars was tot die tijd slechts sporadisch in Nederland getoond, dus greep Heden de gelegenheid aan om hedendaagse beeldende kunst uit Indonesië voor het voetlicht te brengen. Op advies van de Gate Foundation kwam Heden in contact met Cemeti Art House.

Bij de eerste kennismaking bleek Cemeti een vitaal, professioneel kunstenaarsinitiatief, internationaal georiënteerd, dat in de lokale situatie een actieve rol speelde. Recente ontwikkelingen in de beeldende kunst volgde men op de voet, een nieuwe generatie onafhankelijke jonge kunstenaars bood men een breed platform. Wat bijzonder aansprak was het intensieve discours dat over de kunst werd gevoerd. De kunstenaars Nindityo Adipurnomo en Mella Jaarsma bleken de stuwende krachten. Een prettige bijkomstigheid was dat Mella van Nederlandse afkomst is.

9 9a
Werken van Heri Dono (l) en Agus Suwage (r). Collectie Heden

Cemeti legde voor Heden contacten met de kunstacademies in Bandung en Yogyakarta en met vooraanstaande curatoren als Jim Supangkat, en regelde atelierbezoeken bij Indonesische kunstenaars. Zodoende kon Heden in 1995 in Den Haag op de tentoonstelling ‘Vreemd en vertrouwd’ al werk van negen vooraanstaande Indonesische kunstenaars presenteren, onder anderen van Heri Dono, Karya Firman, Sudjana Kerton en Agus Suwage. Zij waren toen representatief voor de hedendaagse beeldende kunst in Indonesië. Inwoners van Den Haag kregen de gelegenheid uit deze expositie werk te huren. Tussen Heden en Cemeti ontstond vervolgens een organische samenwerking die gestalte kreeg in de vorm van aankopen, tentoonstellingen, workshops, publicaties en kunstuitleen. Werk van Heri Dono, Yamyuli Dwi Iman, Agus Suwage,  Agung Kurniawan, Eko Nugroho en I GAK Murniasih vinden al vanaf midden jaren negentig hun weg naar Nederlandse huiskamers. De  kunstenaars Anja de Jong en Hester Scheurwater gaven workshops in Yogyakarta, Eko Nugroho kwam naar Den Haag en verrichtte er ‘veldonderzoek’ naar het kunstklimaat in de Hofstad. In solo- en groepstentoonstellingen toonde Heden werk van Irwan Ahmett, Anusapati, Hanura Hosea, Mella Jaarsma, I Nyoman Masriadi en Prilla Tania.

10a 10Agung Kurniawan, De Nederlanders dagdromend, 2008.  Detail, nr. 4 (r).
Collectie Stedelijk Van Abbemuseum.

De start van het artist-in-residence-programma kreeg op 1 november 2006 zijn beslag onder de toepasselijke naam Landing Soon. Voorshands voor een periode van drie jaar. Voor Heden was een belangrijk uitgangspunt de deelnemende Nederlandse kunstenaars in aanraking te brengen met een niet-Westerse cultuur en de kunstpraktijk in Indonesië te verkennen. Verdieping, reflectie, onderzoek en productie onder andere omstandigheden vormden de basis van de residenties. Er moest sprake zijn van uitwisseling van artistieke ideeën, kennis en informatie, het zou de kunstenaars zowel sociaal als inhoudelijk nieuwe impulsen moeten geven. Mede daarom werden de Nederlandse kunstenaars tijdens hun werkperiode aan een Indonesische kunstenaar  ‘gekoppeld’. Maar Heden had ook de ambitie een brug te slaan naar Azië, in de verwachting dat Nederlandse kunstenaars door de verbreding van hun netwerk daar zouden worden ‘opgepakt’. Voor Landing Soon selecteerde Heden kunstenaars uit verschillende disciplines: schilderen, fotografie, video, installatie- en geluidskunst of kunstenaars die zich met de openbare ruimte bezighielden. Om voor uitzending naar Indonesië in aanmerking te komen, moest de kunstenaar kunnen bogen op een professionele kunstpraktijk. Aan de hand van dit profiel selecteerde Cemeti vervolgens een Indonesische, over het algemeen jongere, kunstenaar, die nog niet over zo’n professionele achtergrond en ervaring beschikte als de Nederlandse collega.

11. Kunstenaars Landing Soon 1 21
De kunstenaars van Landing Soon # 1: Angki Purbandono, Lieven Hendriks, Sara Nuytemans en Arya Pandjalu. (l)
The Pink House, residentie in Yogyakarta tijdens Landing Soon (r)

Aan Landing Soon, dat op 31 juli 2009 afliep, namen 24 kunstenaars deel. Iedere werkperiode omvatte drie maanden, waarin twee kunstenaars onder één dak in The Pink House woonden en werkten. Een plicht tot samenwerking was er niet, maar vanwege hun gezamenlijk verblijf bestond er behoorlijk wat interactie. Doorgaans zijn kunstenaars uit Nederland meer op hun eigen werk gericht, terwijl de Indonesiërs graag een kijkje in de keuken nemen en ‘en groupe’  gezelschap zoeken. Sommige Nederlandse kunstenaars kregen het gevoel in hun nieuwe omgeving te kijk te staan en ‘tot op het ongepaste af’ geobserveerd te worden. Zij wilden zich bovenal concentreren op hun werk. Het kwam nog wel eens voor dat Indonesische vakgenoten in hun werkruimte kwamen rondhangen, alsof ze niets anders te doen hadden. Maar meestal gaf men elkaar de ruimte. Met respect voor de plaatselijke mores kon een match ontstaan, waarin gezocht werd naar een wisselwerking in de kunst en een manier om zich te verhouden tot de stad en het publiek van Cemeti, dat bestaat uit veelal jonge kunstenaars en ´kunstprofessionals´.

13 13a
Presentaties Landing Soon # 2 (Ingrid Mol) (l) en # 9 (Cilia Erens) (r)

Ralph Kämena

Voor de begeleiding en technische ondersteuning leverde Cemeti een assistent. Dat vergemakkelijkte de introductie in het kunstleven ter plekke, en de kennismaking met Indonesische collega’s. En men kon op plekken komen die voor buitenstaanders niet bereikbaar waren. Zoals Ralph Kämena, die wel eens wilde weten hoe de bureaucratische, ambtelijke administratieve molen in een stad als Yogyakarta werkt. Als fotograaf en videokunstenaar richt hij zich op ruimtelijke en architectonische projecten, met name onderzoekt hij de plaats van het individu daarin. In Yogyakarta wilde Kämena regels in beeld brengen die het functioneren van Javaanse overheidsdiensten organiseren. Vaak is de structuur van die regelgeving nog door de Nederlanders ontworpen. Hoe zou men aankijken tegen zo’n onderzoek, nota bene  van een kunstenaar die de vroegere kolonisator vertegenwoordigde? Bij het zien van een film van zijn Indonesische vakbroeder Arfan Sabran kwam Kämena er al snel achter dat de opstand in 1965 tegen Soeharto’s bewind veel meer littekens had achtergelaten dan het vroegere Nederlandse koloniale bewind. In het collectieve geheugen van de Indonesische bevolking blijkt dat slechts sluimerend aanwezig. Dankzij Cemeti’s netwerk wist Kämena in 2008 door te dringen in de hiërarchie van de plaatselijke overheidsdiensten, het bolwerk van de gemeentelijke administratie en archieven. Na een urenlange presentatie voor tientallen ambtenaren van diverse diensten zocht men in de bureaucratie naar een juridische regel waarop de kunstenaar kon worden toegelaten om zijn fotografische project te verwezenlijken. Eenmaal gevonden kreeg Kämena toestemming binnen te fotograferen, om het bolwerk vervolgens laagje voor laagje af te pellen en het gehele netwerk van verschillende diensten, hun rangen en standen in beeld te brengen, ook de ambtenaren zelf. Het laatste bleek niet alleen een noodzakelijke, maar zeker een verrassende toevoeging. Ralph Kämena verbeeldt zelden mensen in zijn werk, maar kon nu, al fotograferend, de structuur en werkwijze van de diensten optimaal onderzoeken. Daarbij onontbeerlijk geassisteerd door een Indonesische ambtenaar, die veel fiducie had in Kämena’s project en hem binnen de burelen bij ieder stapje verder kon helpen.

14 14a
Ralph Kämena, In Transit, Yogyakarta burocracy (General license department) en de etalage bij Heden van zijn tentoonstelling (Landing Soon # 6), 2008

Het lag voor de hand dat de beladen geschiedenis van Indonesië met haar gewortelde tradities en haar gecompliceerde relatie met Nederland, bij menig kunstenaar een rol zou spelen. Vanuit historisch perspectief wilde Heden ook de spotlight op de hedendaagse beeldende kunst in Indonesië richten. Zo is in de levensgrote en kleurrijke tekeningen van Charlotte Schleiffert de magische werking van maskers intens voelbaar. De extravagante ‘mensfiguren’, die zij onlangs in een verrassende opstelling bij Heden toonde, dragen bijna allemaal een Balinees masker als hoofd, één vrouw is met een hoofddoek getooid. In de achtergrond van deze groteske figuren verwerkte zij kwistig teksten en foto’s, die zij in de Indonesische media tegenkwam. Schleifferts  tekeningen zijn een curieuze mix van culturele, politieke, religieuze en demonische elementen, waarin de gemaskerde personen en helpende geesten elkaar angst aanjagen en respect inboezemen. Zoals Charlotte Schleiffert zelf aangaf heeft zij in haar werken een historisch verband willen leggen ‘tussen de heersende moraal van nu met zijn gesluierde vrouwen en die van vroeger in Nederlands-Indië met de zieltjes winnende missionarissen’. Wat het laatste betreft is het dragen van een masker dat de duivel uitbeeldt zeer toepasselijk.

15 16
Litho van Charlotte Schleiffert, naar aanleiding van haar residentie in Yogyakarta (Hot Wave), 2014 (l)
Eko Nugroho, Het masker als intermediair, muurschildering bij Heden, 2008 (r)

Op de begraafplaats van Yogyakarta ervoer ook Berend Strik dat het koloniale verleden slechts sluimert in het collectieve geheugen van de Indonesiërs. Op zo’n plek zou dat stuk historie van Nederlandse onderdrukking toch onder je voeten moeten knerpen. Maar toen de kunstenaar er naar de overblijfselen van de koloniale geschiedenis zocht, bleek dat daklozen de Jugendstillachtige graven van de Nederlanders als huis gebruikten. Andere graven worden blijkbaar met meer respect verzorgd. Het zegt wel iets over hoe men in Indonesië denkt over de politieke en historische relatie met Nederland. En trouwens ook over het gebruik en de architectuur van ruimtes, waarmee kunstenaars als Berend Strik en Ralph Kämena zich, ieder op hun eigen wijze, bezighouden.

8
Berend Strik, Homeless people living in Yogyakarta Cemetery (Kerkhof), 2013

Tijdens de werkperiode in Yogyakarta namen de Nederlandse kunstenaars deel aan artist-talks, verzorgden zij lezingen, workshops en een eindpresentatie, en bereidden zij een catalogus voor. Hoewel de kunstenaars alle tijd voor hun werk kregen, bleek het begeleidende programma vrij intensief. Het maken van een publicatie ervoeren velen als een extra druk, het kreeg dan ook niet altijd even goede aandacht. Zij wilden liever eerst hun werk laten besterven, alvorens aan een catalogus te werken. Een aantal kunstenaars voelde zich de eerste weken uit hun comfortzone gehaald, vanwege het ontbreken van een familiaire omgeving. Ondanks de assistentie en het netwerk van Cemeti voelde een aantal van hen zich behoorlijk losgeweekt van de eigen omgeving. Sommigen zagen dat wel als een voordeel, omdat de focus nu meteen op het werk kon komen te liggen. Een ander voordeel was dat zij daardoor beter op onvoorziene situaties leken te kunnen inspelen. In de eindpresentatie draaide het bij de meeste kunstenaars om het proces, het resultaat telde minder. De kunstenaars lieten zich daarin uit over hun positie in de wereld, hun functie daarin als kunstenaar en hun verhouding tot Indonesië.

In maart 2009 vond in Den Haag een symposium plaats over Landing Soon. Aan de hand van de resultaten en opgedane ervaringen veranderde het programma in 2010 enigszins van opzet. Het karakter werd internationaler, doordat incidenteel een kunstenaar uit Australië of Zuidoost-Azië  aan het Nederlands-Indonesische duo werd toegevoegd. Daarnaast werd het aantal residenties teruggebracht naar twee per jaar. De duur van de werkperiode bleef ongewijzigd. De Nederlandse kunstenaars kregen voortaan ‘onderdak’  bij Cemeti, dat inmiddels met twee nieuwe ateliers was uitgebreid. En ‘Landing Soon’ ging ‘Hot Wave’ heten. Aan dit programma namen tot  2014 in totaal 14 kunstenaars deel. Vanaf 2014 wordt het residency-programma, weliswaar in afgeslankte vorm, voorlopig voor een periode van twee jaar voortgezet, ondersteund door het Mondriaanfonds en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

 

18a 18
Landing Soon # 5: Presentatie werk Krijn Christiaansen; Cemeti Art House op de achtergrond (r)

Zonder meer hebben de Nederlandse deelnemers aan het AIR-programma van Cemeti en Heden een geslaagde landing op vreemde bodem gehad. De opgedane ervaringen in Indonesië hebben invloed gehad op hun kunstpraktijk. Dat geldt zeker voor de wijze waarop kunstenaars in Indonesië hun werk ontwikkelen. Waar Europese kunstenaars  doorgaans solitair opereren, werken Indonesische kunstenaars als individu veel gemeenschappelijker, in gezamenlijke projecten, in of vanuit gemeenschappelijke ruimtes enzovoort. Die gezamenlijke werkwijze sluit aan bij nieuwe ontwikkelingen in de beeldende kunst, die in andere disciplines al veel langer gangbaar zijn.

Om in het Aziatische netwerk te penetreren is een werkperiode van drie maanden te kort. Slechts één Nederlandse kunstenaar, Sara Nuytemans, lukte het. Maar pas door na haar residency actief deel te nemen aan kunstprojecten, tentoonstellingen en biënnales in Azië. Zij ondernam dan ook de stap om zich voor langere tijd in Yogyakarta te vestigen. Nuytemans en Arya Pandjalu vonden elkaar na hun residentie in een samenwerkingsproject, ‘Birdprayers’, waarin zij de dualiteit van de Hindoecultuur op Bali zichtbaar maakten: enerzijds de schoonheid en kracht van de Balinese religieuze gemeenschap, anderzijds het verstikkende daarin.

17 17a
Arya Pandjalu en Sara Nuytemans, Birdprayers in Yogyakarta (l) en in Ubud (r), 2008

Van importantie is tevens dat rijke Aziatische verzamelaars zich voornamelijk op kunst uit hun eigen contreien blijken te richten, zeker sinds 2007, toen hedendaagse Indonesische kunst ‘booming’ werd.

Het Engelse woord ‘air’ betekent in het Nederlands ‘lucht’. Welke kunstenaars tijdens hun werkperiode in Yogyakarta vrijer hebben kunnen ademen dan in hun standaardpraktijk, is moeilijk aan te geven. Zeker is dat de meesten hun residentie zwaarder hebben ervaren dan zij vooraf vermoed hadden, maar vooral als zeer inspirerend, ja voor sommigen zelfs fantastisch. En het hebben genomen zoals het kwam.

Wil je nog iets opsnuiven van het artist-in-residence-programma in Indonesië? Begeef je dan naar Heden, waar Berend Strik de tentoonstellingsruimte tot zijn studio transformeert. De kunstenaar is twee dagen per week aanwezig om zijn werk inzichtelijk te maken. Vrijwilligers werken mee aan het bestikken van zijn fotobeelden. Kunnen borduren is wel een vereiste.

20
Expositie Berend Strik bij Heden, opening 17 april 2014


Geraadpleegde literatuur

Voor deze tekst raadpleegde ik de meeste publicaties die in het kader van het AIR-programma in Indonesië door Cemeti en Heden zijn uitgegeven. Van alle kunstenaars zijn nog exemplaren bij Heden beschikbaar. Ook gesprekken met verschillende kunstenaars kwamen van pas. 

Tijdens het AIR programma verbleven ook  Indonesische kunstenaars voor een werkperiode in Den Haag: Wimo Ambala Bayang, Indieguerillas (Miko Bawano & Santi Ariestoyowanti), Eko Nugroho en Prilla Tania. Tevens waren in die periode Indonesische kunstenaars in tentoonstellingen bij Heden te zien. In ‘Verleden tijd, vergeten tijd’ in 2007 (Iwan Ahmett, Eko Nugroho, Yuli Prayitno, Agus Suwage, Prilla Tania en Wimo Ambala Bayang) en in ‘Het masker als intermediair’ in 2008 (Piet Ouborg, Wimo Ambala Bayang, Terra Bajraghosa en Eko Nugroho). 

1 reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *