Martijn Engelbregt, Zij met ons, 2009

Je zult maar illegaal zijn en een vragenlijst van REGONED (Registratie Orgaan Nederland) in de brievenbus aantreffen met het verzoek antwoord te geven op vragen als: “Bent u illegaal?”, “Van hoeveel mensen in uw omgeving weet of vermoedt u dat zij illegaal zijn?” of “Wilt u deze (vermoedelijke) illegalen aangeven?”. Een enquête met deze vragen ontwierp kunstenaar Martijn Engelbregt, als kunstopdracht van het debatcentrum De Balie en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. De officieel ogende vragenlijst liet hij in 2003 maar liefst onder 200.000 huishoudens in Amsterdam bezorgen. De ontvangers sommeerde hij deze (lees: aangifte) duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en die per omgaande naar REGO Nederland te retourneren. Dit indringende onderzoek van de kunstenaar naar illegalen in Amsterdam deed het nodige stof opwaaien. Herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog, waarin burgers tegen betaling Joden en mensen uit het verzet aangaven, kwamen boven drijven. En zeker toen het een gesubsidieerd kunstproject bleek te zijn, waren de rapen gaar. Mensen stuurden het formulier verscheurd en volgekalkt terug, waarbij de kunstenaar de ergste verwensingen naar het hoofd geslingerd kreeg. Volgens enkele media bleken illegalen ook echt de dupe te zijn: dikwijls durfden ze niet meer naar hun werk te gaan of sterker, werden ze door hun werkgever de laan uit gestuurd. Met dit kunstproject beoogde Engelbregt de aandacht te richten op de vaak schrijnende situatie van illegalen; ook de angst waarmee zij in Nederland leven, wilde hij aan de kaak stellen. “Het is niet mijn bedoeling om deze angst te vergroten. Ik vind het afschuwelijk dat een aantal illegalen het formulier verkeerd heeft begrepen en hierdoor extra bang is geworden”, zo liet hij in de Volkskrant optekenen.


Ingevulde enquêteformulieren n.a.v. het onderzoek naar illegalen in Amsterdam

Al tijdens zijn studie aan de Grafische School in Utrecht raakte Martijn Engelbregt gefascineerd en gepreoccupeerd door persoonsgegevens, waardoor hij allerhande formulieren ging verzamelen. Sinds zijn afstuderen in 1997 doet hij autonoom onderzoek en verzamelt informatie, proceskunst noemt hij het zelf. Het enquêteformulier is daarvoor een probaat middel om opinies te peilen en vooral daarop te reageren. In het geval van het illegalenonderzoek deed hij dat met een evaluatieformulier waarin dezelfde burgers konden reageren op enkele stellingen, zoals “Martijn Engelbregt geilt gewoon op het provoceren van mensen” of “Engelbregt is een kleine lieve jongen die met lucifers speelt”. Engelbregt’s kunstprojecten zijn nauwelijks herkenbaar als kunst. Zijn vragen ogen onschuldig, maar wie beter kijkt ziet dat ze veel minder onschuldig zijn dan ze lijken. De gekste dingen kan hij vragen en mensen geven hem nog antwoord ook. Zijn (spook)vragenlijsten ogen zo echt, dat ze van ieder willekeurige (overheids)instantie of bedrijf afkomstig kunnen zijn. En dan is er ook die vertrouwen gevende afzender EGBG, waaronder de kunstenaar opereert. De afkorting staat voor Engelbregt Gegevens Beheer Groep. Wie zijn gegevens invult op een formulier en dat inlevert is het voorgoed kwijt, want Eens Gegeven Blijft Gegeven! Het opzoeken en oprekken van de grenzen van de democratie en de verantwoordelijkheid van de burger daarin, daar is het Martijn Engelbregt in zijn kunst om te doen. Voor het welslagen van zijn projecten hoeven ze niet als kunst herkend te worden. Het was Engelbregt zelfs een doorn in het oog, dat notabene zijn eigen opdrachtgever voor het ‘illegalenproject’, de toenmalige directeur van De Balie, Anil Ramdas in een discussie programma op de TV verklaarde dat men “blij mocht zijn dat het hier om een kunstproject ging”. Met deze uitspraak ging de meerwaarde van Engelbregt’s ‘illegalenproject’ grotendeels verloren.

  
Tegenscript in het Nederlands en Japans 

Ik heb een zwak voor de kunst van Martijn Engelbregt, in kunstkringen niet onomstreden. Als kunstenaar verscheen hij in 1998 voor het eerst op mijn netvlies. In de VPRO gids. Daarin stond zijn telemarketing tegenscript. Wat een genoegen om dat te kunnen aanwenden tegen de telefonische tactiek van bedrijven om hun waren te slijten. Met een pen heeft het jarenlang paraat naast mijn telefoon gelegen. Inmiddels kennen we de irritaties over telefoontjes van telemarketingbureaus, waarmee we meestal ‘s avonds worden opgezadeld. Als reactie op het telescript, dat telemarketeers als handleiding voor een te voeren telefoongesprek gebruiken, bedacht Engelbregt de EGBG-handleiding om zich tegen opdringerige telefoongesprekken teweer te stellen. De truc van de kunstenaar was even origineel als eenvoudig: geen antwoord geven op de gestelde vragen maar die aan de hand van door hem bedachte tegenvragen, zelf stellen. Via de website van EGBG kon je het tegenscriptformulier downloaden en onder vrienden, collega’s en andere ‘gedupeerden’ verspreiden. Met het tegenscript in de aanslag kon je je verkneukelen op een telefoontje van de telemarketeer en daarin je slag slaan. Door hem, maar meestal haar geruime tijd en vooral vriendelijk aan het lijntje te houden, werd de effectiviteit van het gesprek aanzienlijk en vaak tot nul gereduceerd. Gebruikers konden het tegenscript tijdens het telefoongesprek invullen en naar EGBG sturen of mailen. Zo verzamelde EGBG telemarketingonderzoek de nodige informatie over de telemarketeers zelf: waarom zij dit werk doen, waar en hoe lang hebben ze voor dit werk gestudeerd, hoe oud ze zijn, wat ze op vakantie doen, of ze gelukkig zijn of hoe vaak ze het ‘doen’. Het tegenscript is nog steeds actueel. Uit ervaring kan ik iedereen aanraden het eens te gebruiken. Niet zelden leidt het tot leuke gesprekken. En je irritatie over de telemarketeer verdwijnt als sneeuw voor de zon om plaats te maken voor verwondering of opgewektheid. Meeluisterende huisgenoten of collega’s op het werk beleven er trouwens ook verbazingwekkend veel plezier aan, als ze je bezig horen. EGBG’s doel met dit project was helder: de kunstenaar wilde consumenten beschermen tegen al teveel inbreuk op hun privacy. Met zijn tegenscript wilde Engelbregt de ‘onschuldige’ consument een vriendelijk wapen in handen geven om met dit soort vervelende situaties om te gaan. “Met het EGBG tegenscript transformeert u zichzelf van lijdend voorwerp naar leidend voorwerp”, schreef hij in de toelichting bij het gebruik ervan. De kunstenaar heeft het geweten. Nadat de media uitgebreid berichtten dat er een nieuw middel tegen telemarketing op de markt was, zagen deze bedrijven hun lucratieve handel bedreigd en bedachten ze een even originele als verpletterende tegenzet. Alle privégegevens over de kunstenaar werden verzameld en Engelbregt werd met zijn eigen wapens kaltgestellt. Tot in lengte van dagen is hij bestookt met telefoontjes, pakken post en mails. Niettemin kreeg het tegenscript tot in Japan exposure, waar het vorig jaar een belangrijk onderdeel van zijn tentoonstelling in Tokio was. Inmiddels is het tegenscript al in vele talen beschikbaar.

   
Komar & Melamid, de favoriete schilderijen van de Nederlanders (l) en de Denen, 1997

Niet zoveel kunstenaars hanteren de opiniepeiling als kunstenaarsstrategie. In dat verband treedt Martijn Engelbregt in de voetsporen van het kunstenaarsduo Vitaly Komar & Alexander Melamid. In de jaren negentig baarden zij opzien met hun project The People’s Choice, een omvangrijk onderzoek waarmee zij wilden vaststellen hoe het favoriete schilderij van diverse landen eruit zou zien. Aan de hand van vragenlijsten konden de geënquêteerden aangeven, hoe zij het liefst wilden dat hun schilderij eruit zou moeten zien: de ultieme democratie. Wat bleek? De voorkeur van de Nederlander voor een abstract schilderij met overwegend blauw was het enige dat significant afweek van dat van de overige landen. De ultieme schilderijen uit de onderzochte landen (China, Denemarken, Finland, IJsland, Kenia, Portugal, Rusland, Verenigde Staten e.a.) bleken allemaal eenvormig te zijn, soortement boerentafereeltjes met hier en daar een nationaal accent. Ongeveer de doekjes die de Russische machthebbers, het land waar het duo Komar & Melamid vandaan komt, zo graag aan hun wanden zagen hangen. De Rotterdamse Kunsthal toonde in 1997 de uitkomsten van hun marktonderzoek. In drie-dimensionele grafieken maakten de kunstenaars de voorkeur van Nederlanders zichtbaar voor kleur (1. Blauw 2. Groen 3. Rood), soorten kunst (moderne kunst en antiek), schilders (1. Rembrandt  2. Van Gogh 3. Rien Poortvliet), vrijetijdsbesteding (1. Muziek luisteren 2. Lezen van boeken 3. Tuinieren) e.a. Het onderzoek van de kunstenaars deed voorkomen alsof het wetenschappelijk was. Dat was het natuurlijk in de verste verte niet. Zoals dat ook niet bij de onderzoeken van EGBG het geval is. Smaak laat zich niet zo eenvoudig generaliseren als Komar & Melamid dachten, omdat het gemiddelde van de voorkeuren van de Nederlanders nooit de Nederlandse smaak is. Het enige dat je tussen landen kunt ontdekken is dat er een algemeen patroon in cultuurverschillen bestaat, bijvoorbeeld het onderscheid in kleding, architectuur of de inrichting van huizen.

   
Archief tentoonstelling ‘Niets is genoeg’ bij Heden

Van Engelbregt’s werk blijft doorgaans weinig voortbestaan. Om zijn kunstprojecten tastbaar te maken heeft hij deze zomer zijn complete archief overgebracht naar een weinig toegankelijke plek in Den Haag, als onderdeel van de tentoonstelling Niets is genoeg. Berg je maar, want het omvat al het materiaal, dat hij voor en over zijn kunstprojecten heeft verzameld. Op de eerste verdieping van deze vestiging van kunstcentrum Heden aan de Doornstraat heeft de kunstenaar zijn uitputtende documentatie uitgestald. Hier biedt hij je de mogelijkheid een kijkje in zijn keuken te nemen. Zoals het een goed archief betaamt kun je er uitsluitend op afspraak terecht of het op donderdagen met de kunstenaar zelf bekijken en doorspitten. Na de smalle trap naar boven, loop je frontaal tegen een wand van honderden tot twee meter hoog gestapelde archiefdozen. Langs rekken vol met archiefmateriaal bereik je bukkend onder het gewicht van zijn verzameling de archiefruimte van EGBG. De volledige reconstructie van Engelbregt’s kunstprojecten is er op de voet te volgen.

De Dienst

   
Kantoor van De Dienst in het Logement van de Tweede Kamer

Democratie en kunst is pregnant zichtbaar in Martijn Engelbregt’s project  De Dienst, een door de kunstenaar opgericht bureau, dat als onderzoeksorgaan diende voor kunsttoepassingen in het Parlement. De Dienst organiseerde een zoektocht naar het meest ideale kunstwerk voor het Logement, een onderdeel van het gebouw van de Tweede Kamer aan het Plein. Van dichtbij mocht ik de werking ervan meemaken, als lid van de deskundigencommissie¹.

Iedere Nederlander werd door De Dienst in de gelegenheid gesteld een voorstel voor een nieuw kunstwerk voor het Logement in te dienen. Alle voorstellen werden op een website geplaatst, waarop iedereen kon reageren en een stem uitbrengen. Zo lokte Engelbregt uitgebreide discussies uit, niet alleen over de voorstellen voor kunstwerken, maar ook over het functioneren van De Dienst zelf en vooral over zijn procedures. Want niet alleen was Martijn Engelbregt de ontwerper en regisseur van De Dienst, hij had zich zelf ook als directeur benoemd. Uit alle voorstellen selecteerde De Dienst, mede aan de hand van de reacties en stemmingen onder het volk 96 voorstellen, die voor advies aan de Deskundigencommissie werden voorgelegd: 48 voorstellen op basis van de internetstemming en 48 op basis van aantal en aard van de reacties. Hierbij had De Dienst zelf bepaald hoe termen als haalbaarheid en uniciteit waren gewogen. Zonder te weten van wie de voorstellen afkomstig waren selecteerde de commissie enkele voorstellen, waarvan later bleek dat de nummers 1 en 2 afkomstig waren van de kunstenaar Martijn Engelbregt. De uitslag van de stemming zou de schijn van grote partijdigheid tegen zich krijgen. En ergo: voor de uitvoering van de winnende voorstellen was nog maar een deel van het oorspronkelijke budget van € 160.000,- over. Het meeste was al opgegaan aan De Dienst zelf en zijn directeur. Nochtans schaarde de deskundige jury zich volledig achter de artistiek-inhoudelijke beoordeling van de voorgelegde voorstellen. Tegelijkertijd was de uitkomst van de beoordeling een cynische aangelegenheid. De winnaar zou zijn: de organisator van het project, de directeur van De Dienst en regisseur van het gehele proces, allen in de persoon van kunstenaar Martijn Engelbregt. Na ampele discussie accepteerden wij met ons zevenen het resultaat van de dag, omdat dit proces van democratische totstandkoming van een kunstwerk niet van tevoren vaststond, maar tegelijkertijd wel democratisch ontwikkeld was. Wel waren we als deskundige jury van oordeel dat “de uitkomst geen aanbeveling kon inhouden en wij er derhalve van uit gaan dat onze keuze geen rol kan spelen in de uiteindelijke beslissing”. De chaos werd compleet toen de directeur van De Dienst te kennen gaf het artistiek-inhoudelijke advies wel degelijk mee te willen laten wegen, hetgeen geschiedde. Met deze handelwijze verschafte Martijn Engelbregt zichzelf een uitzonderingspositie, die in een democratisch proces uit den boze is. De kunstenaar zelf echter vond dat hij duidelijk en helder genoeg was geweest over zijn deelname als inzender. Naar zijn opvatting had de deskundige commissie “een keurig oordeel gegeven over het meest geschikte kunstwerk, zonder te weten van wie dat werk was”.


Martijn Engelbregt, het winnende kunstwerk: De Hotline Telefoon naar het volk

Aldus belandde het winnende voorstel Hotline naar het volk van Martijn Engelbregt als kunstwerk in het gebouw van de Tweede Kamer: een rode telefoon die volksvertegenwoordigers kunnen gebruiken om de mening van het volk over diverse onderwerpen te peilen. Nog steeds staat hij kleurrijk in het Logement der Heeren aan de Haagse Korte Houtstraat te pronken. Of veel volksvertegenwoordigers via deze hotline met hun kiezers in contact treden heeft Engelbregt bij mijn weten niet onderzocht. Het proces dat tot dit en andere kunstwerken leidde, is tot in lengte van dagen op democratisch gehalte te controleren. In het boekwerk Dit is Nederland, de Dienstcatalogus van EGBG heeft Martijn Engelbregt het gehele proces tot in detail vastgelegd. In zijn archief bij Heden heeft hij er een originele sculptuur van gemaakt.


Sculptuur van ‘Dit is Nederland’, de catalogus van De Dienst, uitgave EGBG – Martijn Engelbregt, 2006

De strijd over burgerinspraak voor openbare kunst was in 2002, toen Engelbregt met De Dienst een aanvang nam, al lang gestreden. Toch liepen de  emoties over dit kunstproject hoog op. Het feit dat iedereen zijn zegje over kunstwerken in ons Parlement kon doen, lokte vanzelfsprekend tumult onder de bevolking uit. Ook over niet democratisch gekozen kunst trouwens. Wie herinnert zich niet de emoties rond het voorstel om een beeld van de Griekse kunstenaar Jannis Kounellis voor het nieuwe gebouw van de Tweede Kamer van architect Pi de Bruyn te plaatsen? Dat voorstel was afkomstig van de toenmalige directeur van het Gemeentemuseum Den Haag, Rudi Fuchs, die het op autoritaire wijze en zonder inspraak aan de Tweede Kamer voorlegde. Onder druk van de publieke opinie, en waarschijnlijk vanwege weinig besef voor cultuur bij de ‘geachte afgevaardigden’, stuitte dit voorstel op groot onbegrip bij de kunstcommissie van de Tweede Kamer. De uitslag kennen we.

Martijn Engelbregt behoort inmiddels tot het groeiend legertje kunstenaars dat steeds meer de publieke arena als werkterrein opzoekt. Daarin ligt de nadruk op het creatieve proces en de sociale interactie met burgers en lokale politici. Kunst wordt door deze kunstenaars als middel ingezet om bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen op gang te brengen, mensen bewust te maken van de mogelijkheid hun eigen omgeving vorm en inhoud te geven of op z’n minst de gemeenschapszin te bevorderen. Dikwijls kunnen zij daadwerkelijke alternatieven voor veranderingen in de stedelijke omgeving aandragen, waardoor die zich cultureel kan versterken. In dat kader is Martijn Engelbregt vooral geïnteresseerd in nieuwe denkbeelden en ideeën die ontstaan als mensen met hem en met elkaar in dialoog gaan. Daarvoor creëert hij onderzoeken en organiseert settings als symposia, wandelingen, bijeenkomsten op ateliers, etentjes etc. In de Haagse Vinexwijk Ypenburg initieerde EGBG in 2003 een proces dat leidde tot kunstproducten, die pasten bij de plek en de mensen daar. Als artist in residence verbleef de kunstenaar er enige tijd in het kunsthuis 7X11, een woon-, werk- en presentatieplek voor kunstenaars. In 7X11 konden kunstenaars verblijven die met de nieuwe bewoners in Ypenburg over hun werk een dialoog wilden aangaan. Hij zette er het bureau Kunst* op dat middels een huis-aan-huis verspreide enquête onderzoek deed naar de kunstbeleving van de Ypenburger.


Enquêteformulieren voor bewoners en kunstenaars in Ypenburg

Uit 83 serieus ingevulde formulieren selecteerde EGBG samen met 7X11 20 bewoners, die in aanmerking kwamen voor een kunstwerk in hun huis. Tegelijk ontvingen 1000 kunstenaars uit verschillende bestanden ook een kunst* formulier met vergelijkbare vragen. Uit de 103 geretourneerde formulieren werden 20 kunstenaars geselecteerd, wier antwoorden aansloten bij die van de 20 bewoners. Kunstenaars en bewoners traden met elkaar in contact, thuis en op het atelier. Uit dit proces ontstonden kunstwerken die bij de bewoners thuis geplaatst werden. Enige uitkomsten uit de enquête onder de nieuwe bewoners van Ypenburg kwamen naadloos overeen bij die van het hierboven genoemde kunstproject The People’s Choice van Komar & Melamid. Ook in Ypenburg scoorden Rembrandt en Van Gogh de hoogste plaatsen; Rien Poortvliet moest op Engelbregt’s lijst wel zijn plek aan Karel Appel, Piet Mondriaan en Herman Brood afstaan, maar blauw bleek, gevolgd door rood, ook de lievelingskleur van de Ypenburger. Groen en geel deelden de derde plaats.


Het Oog van Ypenburg: de voorkeur van bewoners voor diverse kunstenaars 

Onderzoek, experiment, productie en presentatie, maar vooral publieksparticipatie spelen in  kunstprojecten van EGBG een hoofdrol. Of betrokkenen het werk van Martijn Engelbregt als kunst moeten herkennen, lijkt mij niet zo relevant. Het heeft te maken met het verschil van opvatting, die men over cultuur en vooral over smaak heeft. Als het over beelden in de openbare ruimte of experimentele kunst gaat, maken kunstenaars altijd al dingen die burgers niet mooi vinden of waar ze geen boodschap aan hebben. Zo is het ook bij Engelbregt’s werk, alleen gaat hij nog een stapje verder. Bij de zaken die hij aan de orde stelt zoekt hij graag dingen op die op het randje van het toelaatbare zijn. En werk je op het scherp van de snede dan kunnen de gemoederen verhit raken. Kunstenaar Engelbregt calculeert het bij voorbaat in, als onderdeel van het proces, maar daar maakt hij ook kunst voor.


Zij met ons, stadhuis Venlo, 2009

Zij met ons is de tekst van een lichtobject, dat in het andere deel van de tentoonstelling Niets is genoeg bij Heden aan de Denneweg te zien is. De tekst heeft elf maanden de gevel van het oude stadhuis van Venlo gesierd, niet geheel toevallig de woonplaats van PVV leider Geert Wilders. De woorden leidde Engelbregt af van het God zij met ons, op de zijkant van de vroegere Nederlandse gulden. Het was zijn poging om het doen en denken in ‘wij’ en ‘zij’ te doorbreken. Het duidt in feite de essentie en de kern van het werk van Martijn Engelbregt, vaandeldrager van het kunstonderzoek. Het zijn serieuze zaken waar deze kunstenaar zich mee verstaat, geen kunstprojecten die hij alleen voor de lol doet. Zijn kunst heeft dynamiek en inspireert. Ik fêteer hem graag met het plezier dat ik aan zijn werk mocht en hopelijk nog lange tijd mag beleven.

Zijn archief heeft nu doel en hem zelf gediend. Wat niet waardevol meer is mag worden opgeschoond.

¹De deskundigencommissie van De Dienst bestond in 2006 uit Domeniek Ruyters (Metropolis M), Lex ter Braak (Fonds BKVB), Nanda Janssen (Freelance), Martine van Kampen (SKOR), Meta Knol (Centraal Museum), Michiel Morel (Artoteek Den Haag) en Bob Witman (de Volkskrant)

Geraadpleegde literatuur
Dit is Nederland, de Dienstcatalogus, uitgave EGBG – Martijn Engelbregt, 2006
Divers materiaal uit het archief van EGBG van Martijn Engelbregt

Behalve het archief van Martijn Engelbregt omvat de tentoonstelling Niets is genoeg ook het archief van de kunstenaar Herman van Bostelen. De overeenkomsten, verschillen en overlappingen van beide archieven worden door beide kunstenaars bestudeerd en getoond in Heden, Denneweg 14a en Doornstraat 1 te Den Haag.

http://www.egbg.nl/

3 reacties

    1. Bedankt Hans. Zeker een kunstenaar die ook binnen jouw vakgebied goede projecten kan ontwikkelen. Zijn archief is nog t/m 25 augustus bij Heden (Doornstraat) te raadplegen, als onderdeel van de tentoonstelling ‘Niets is genoeg’.

  1. Dag Michiel, op weg naar je nieuwe tekst zag ik nu pas deze tekst. Een eerste kennismaking met het werk van Martijn, dank je wel. Heel inspirerend in consequentie en uitvoering ! Leuk ook de herinnering aan het super-project van Komar en Melamid. Vriendelijke groet van Stijn

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *