7 8
Landschap, 1997. Particuliere collectie (l).
Landschap, 1997. 

De LF Noordzeeroute 1 volgt de kustlijn. Vanuit Den Haag noordwaarts loopt het pad onafgebroken door de duinen. Voor toerfietsers is het daar goed toeven. Doorgaans volg ik dit traject op mijn ’s zomerse fietstocht naar Bergen, waar de Morellen elk jaar hun reünie houden. Ter afwisseling wil ik de route bij De Zilk nog wel eens verleggen: over de geestgronden tegen de duinen, door de bollenstreek met die karakteristieke schuren van bollenkwekers, waar kunstenaars als Krijn Giezen, Cathalijne Montens en Krijn Christiaansen onderdak vonden. God mag weten waarom, maar steevast vliegen dan de kleine, pasteuze schilderijen van kunstenaar Bettie van Haaster (1957,Vogelenzang) mijn kop in. Vooral die overwegend lichte, vaal geel getinte werken, vermengd met zilvergrijs, zwart en wit, die zij in de jaren negentig schilderde. Ondanks hun intieme schaal – groter dan 35 x 25 cm zijn ze niet – spreiden ze een opvallende uitgestrektheid ten toon, vooral als je ze van enige afstand aanschouwt. In elkaar vloeiende penseelstreken scheppen een atmosfeer van licht en ruimte, waarin een landschap is ontstaan waar je kris kras doorheen zou willen fietsen. Niet direct herkenbare beelden, in vogelvluchtperspectief kunnen ze lijken op een wolkenlucht, de nabijgelegen zee met onverstoorbare golven of op een landschap van verbrokkelde of verkavelde akkers. Al fietsend voel ik me in zulke werken opgaan.

Bettie van Haaster is in deze streek geboren en getogen, daarom zullen die schilderijen wel boven komen drijven. Tijdens een atelierbezoek in 2003, als voorbereiding op een tentoonstelling die ze dat jaar bij kunstcentrum Heden zou hebben, verhaalde ze gepassioneerd over het werk van de bollenkwekers. Uit zo’n familie stamt Bettie van Haaster. Het diep ploegen en mesten van de geestgronden, het rooien van de bloembollen, zij heeft het van dichtbij beleefd. Al op jonge leeftijd pelde ze ’s zomers bollen, meestal samen met klasgenoten. Daarnaast verdienden kinderen van bollenkwekers hun vakantiegeld ook met mannelijker werk als het vervoeren van pallads met steekkar of tractor. Naar school werden kilometers fietsend door de bollenvelden afgelegd. Licht en ruimte van het landschap moet Bettie van Haaster toen intens ervaren hebben.

56
Half, 1989 (l).
Wegwijzer, 1989.

Eind jaren zeventig begon Bettie van Haaster met schilderen. Al op de lagere school deed ze niets liever dan tekenen. De hele familie zat model. In haar wens om naar de academie te gaan werd ze op de middelbare school gestimuleerd door haar tekenleraar. Bettie’s ouders kon hij overtuigen van het nut van een kunstzinnige studie. Het werd de lerarenopleiding want ‘daar kon je nog iets mee doen’. Zeventien jaar oud en de kunstenaar in spé vertrok uit de bollenstreek naar Amsterdam. Een diepe liefde voor de streek blijf ik altijd in haar werk voelen.

De belangstelling voor de schilderkunst was begin jaren tachtig aan de povere kant. Domineerde in voorgaande decennia de fundamentele schilderkunst, nu kreeg de schilderkunst zware concurrentie van nieuwe media als video en fotografie. Wel maakten de schilderende neo-expressionisten met een nieuwe verbeeldingskracht opgang, maar met hen had Bettie van Haaster weinig van doen. Zij voegde zich in een houding waarin de persoonlijke beleving van de kunstenaar beeldbepalend was, hetgeen toen toch tegen de geest van de tijd in druiste. Op een geheel eigen ingetogen wijze eigende Bettie van Haaster zich het schilderen toe.

Als kunstenaar is Van Haaster met belangrijke prijzen onderscheiden. Vrij snel na haar opleiding aan Ateliers ’63 won ze de Koninklijke Prijs van de Schilderkunst, in 1984, een jaar dat er vooral exponenten van de expressionistische Nieuwe Schilderkunst te zien waren. Vijf jaar later werd ze de verrassende, maar volgens velen de verdiende winnares van de prestigieuze Prix de Rome prijs. Over de inzendingen dat jaar was de vakpers matig te spreken. Commentaren als gebrek aan experiment, het opduiken van epigonen en het schilderen van algemeenheden voerden de boventoon. Toch kregen Van Haasters abstracte, tot reliëfs geschilderde doeken van handzaam formaat een goed onthaal, met name omdat ze een grote intensiteit uitstraalden. Het maken van kleine schilderijen zal haar handelsmerk blijven.

Bettie van Haaster is een schilderdier, immer intens bezig met verf, steeds in een beperkt palet. Aanvankelijk gebruikt ze veelvuldig helder blauw, vaak geïnspireerd door de landschappelijkheid van de zee, de luchten en vooral de ruimte. Vervolgens vooral  een gorig geel, wit en zwart, hetgeen me doet denken aan de zandgronden in haar geboortestreek. Recent is het overwegend bruin, groezelig roze en blauw, en mengvormen daartussen. In lagen brengt ze vanuit het niets de verf op. Schuivend en zwiepend, mengend en verplaatsend zoekt de kunstenaar naar een compositie, totdat de gemengde massa op zijn plaats valt. Daar waar de structuur zich vormt en de kleuren zich al of niet mengen. Al scheppend wordt ze zich bewust van de fysieke kwaliteit van het kunstwerk en juist door het fysieke karakter van het scheppen ontstaat het uiteindelijke werk.

13 14
Wafels, 2010  (30 x 40 cm) (l).
Chocoladedak, 2009.

Meestal werkt ze met het doek plat op een werktafel, een houding waarbij de penseelstreek gemakkelijk vele kanten op kan. En hangt het doek aan de wand, dan  fungeert de werktafel als palet. Intuïtief werkt ze. In de vraagstelling bestaat nauwelijks nog een idee van een mogelijke voorstelling. Dat ontstaat pas als ze reageert op wat er schilderend gebeurt. Een schilderij vormt zich letterlijk onder haar handen, met uiterste aandacht voor de penseelstreek, die zich afwisselt in tere streken en brede, driftige vegen, dan weer vloeiend en buigzaam, of abrupt afgebroken met hier en daar een kliederige kwak. De onstuimigheid van de verfstreek wisselt per onderwerp. Ik stel me zo voor dat een omgeploegd landschap het harder te verduren krijgt dan pakweg het dak van een huis of een schuur. Vechtend ontdekt ze hoe je lucht en landschap, licht en ruimte als tinten van kleur kan weergeven. Schaduwen, randen en ruimten ontstaan in grillige en ritmische verfpatronen. Een rijke en romige manier van schilderen, noemde een recensent het ooit.  Zelf zegt ze erover dat ze niets kan bedenken zonder haar ogen de kost te geven: eerst zien, dan komt de gedachte en bemerkt ze dat er zich iets ‘uitrolt’, dat vervolgens de vorm krijgt.

In haar schilderijen lijkt er geen verwijzing naar een andere werkelijkheid dan het schilderen. Maar in teksten van schrijvers en kunstenaars blijft Van Haaster altijd op zoek naar woorden die verwoorden wat zij zelf met een beeld wil zeggen: over de verschijningsvorm van haar schilderijen en over gedachten in de zoektocht naar beelden die meer betrekking hebben op tijdelijke thema’s. ‘Achteraf gezien zijn het bijna altijd beelden met een plaatsaanduiding, die opeenvolgend met elkaar in verband kunnen staan en als een langlopende film gezien kunnen worden’, zo schrijft ze op haar website. Uiteenlopende titels van haar schilderijen als T-splitsing, Lucht, Schuur, Velden, Wafels, Water, Weg, Wervels, Wissel of Zee zijn geen letterlijke impressies, maar de verbeelding en de sturing van het kijken, gevoed door herinneringsbeelden van haar geliefde omgeving aan de duinen.

3 4
Water en lucht, 1985. Collectie Centraal Museum, Utrecht (l).
Zeetje, 1984.

In de jaren tachtig hebben Bettie van Haasters schilderijen zeker iets met de onstuimigheid van de zee te maken. Je kunt er in blauw en wit gebroken en uiteen spattende golven in zien. Of met een landschap waar je in de verfpatronen sloten of wegen kunt ontwaren. In de werken uit de jaren negentig zijn die min of meer verdwenen. De schilderijen zijn dan detailopnames van verf die geen enkel beeld meer prijsgeven, geel ziet je ook minder terug. De voorstelling mag men zelf invullen, hetgeen ik in gedachten fietsend over geestgronden van verf doe. De laatste jaren voeren bruin, roze en wit de boventoon. In de substantie kan nu opeens een ribbenkast in de ruimte ontstaan, die in de fantasie van de kunstenaar een boot kan worden om daarna een zeil te krijgen. Hoe zij op zulke onderwerpen komt is onbestemd. Het verzamelen van namen van schepen die voorbijvaren als zij met haar hond langs een van de Amsterdamse kades wandelt, kan haar zomaar op gedachten brengen. Stellig wil Bettie van Haaster in haar werk een wereld oproepen, waarmee zij schilderkunstig naar een realiteit kan verwijzen.

18. Constructie, 2013 20. Z.T., 2013
Constructie, 2013 (50 x 40 cm) (l).
Z.T., 2013 (40 x 35 cm).

Mij maakt het weinig uit of ik iets in die schilderijen herken. Essentieel is de huid met zijn rechte, dwarse of slierterige streken van de kwast, de structuur van de verf in al die lagen, lijnen en vlakken. Het is dat vaak ondoorgrondelijke weefsel dat er toe doet, bijvoorbeeld als het bruin en blauw wisselend als voor- en achtergrond verschijnen, naar voren of naar achteren wijken dan wel verzonken zijn of uitstulpen. Je moet er naar kunnen kijken, als of het een ruimte is waar je in kunt zijn. Alles bij Bettie van Haaster gaat over het materiaal, de substantie en over hoe verf op het doek vlees moet worden. Het bescheiden formaat van haar doeken is de keuze om de handeling binnen haar werkveld te houden, binnen één armlengte. Soms doorbreekt ze het formaat om te zien wat er schilderend gebeurt, vandaar dat men haar ook wel doeken van 80 x 60 cm ziet maken. Hoger en breder dan een meter zullen ze wel nooit worden.

1. Plant collectie Heden 2. Tak collectie Heden
Plant, 2002. Collectie Heden, Den Haag  (54 x 42 cm) (l).
Tak, 2002. Collectie Heden, Den Haag (54 x 42 cm).

Ook de tekeningen die Bettie van Haaster in 2003 bij Heden toonde, staan me nog helder voor de geest. Lijntekeningen met doorgaans weinig lijnen in het genre natuur. Ze vertellen een persoonlijk verhaal, haar omgang met de natuur, ontstaan naar het motief van een plantaardig profiel: een struik, een bos bloemen of bijvoorbeeld een dier. Je ziet haar in die tekeningen bedachtzaam en direct die wereld met potlood  aftasten, gevoelig en fijn, expressief. Alles draait om het ritme van de lijn en de beweging van een patroon. Het is een verfijnde werkwijze, kwetsbaar en puur die zich onderscheidt van haar veel resolutere schildersgebaar. De veel lichtere tekeningen, die ook minder fysieke kracht vergen, staan op zichzelf en zijn geen voorstudies of schetsen voor een schilderij, weliswaar van een minder bescheiden formaat maar meestal ook van intieme omvang. Zoals gezegd tekent ze al van jongs af aan. Terwijl men vroeger bij haar thuis TV keek probeerde de jeugdige Bettie schetsend alles uit om inzicht te krijgen in de specifieke vormen van hetgeen zij in haar omgeving observeerde. Het advies van haar tekenleraar om alles na te tekenen heeft ze vanaf haar dertiende opgevolgd. De schetsboeken uit die tijd bewaart ze met grote zorg.

Het komt mij voor dat Bettie van Haaster de laatste tijd minder zichtbaar is in de kunstwereld. In elk geval exposeert zij niet zo regelmatig. In de jaren nadat ze de Prix de Rome won, wilde ze zelfs niet tentoonstellen. Het was een periode waarin ze verder haar weg moest zien te vinden en zeker niet aan de weg wilde timmeren. Pas in 1995 toonde ze haar werk bij De Expeditie in Amsterdam, die jaren lang haar vaste galerie zou zijn. Volgens de recensies leverde die expositie een sensationeel resultaat van verstilling en contemplatiestapeling van in elkaar overvloeiende kleurvlakken en mengvormen tussen kleuren op. Van doorslaggevend belang was het jaar 1998. In De Pont, gevestigd in een oude fabriekshal in Tilburg en bij uitstek een podium van rust, verstilling en contemplatie, kreeg ze een sublieme tentoonstelling. In die omgeving  gedroegen haar monochrome doeken, tekeningen en schetsboeken zich als geen ander. Opvallend was de presentatie van vlechtwerkjes van gekleurde repen papier. Als plattegronden toonden ze een bijzondere openheid en onbevangenheid, vooral door de witte ruimte tussen de strips in het vlechtwerk, hetgeen Janneke Wesseling blijkens een recensie in de NRC ontroerde.

9 10
Plein, collage-papier, 1996 (15 x 18 cm) (l).
Plattegrond, collage-papier, 1996 (14 x 14 cm).

Een belangrijke expositie vond in 2004 plaats in het Rijksmuseum Twente, onder de titel Fruit. Naast schilderijen en tekeningen presenteerde ze voor het eerst aquarellen van vruchten: appels, peren, citroenen, de oogst van een werkperiode in het jaar daarvoor. Bij vlagen maakt Bettie van Haaster aquarellen. Het is een geliefde techniek, omdat het licht als het ware in de kleur zit. De aquarel gebruikt ze ook om kleurvlakken en verfstructuren te maken waarin het toeval een rol speelt. Door het papier te wenden of te kantelen kunnen zich bijvoorbeeld beelden van een schip, een zeekaart of een zeppelin vormen.

11 12
Appels en peren, aquarel-papier, 2004. Collectie Rijksmuseum Twenthe (l).
In de touwen, aquarel-inkt-papier, 2013.

Andere tentoonstellingen had ze bij Arti Capelli in Den Bosch, samen met de Brabanders Reinout van Vught en Paul den Hollander, fotograaf. In 2007 vond ze definitief onderdak bij Tanya Rumpff in Haarlem, waar ze enkele malen een solotentoonstelling had, totdat deze galerie in 2009 stopte.

De laatste grote tentoonstelling kreeg Bettie van Haaster vorig jaar in Museum Belvédère in Heerenveen. In zo’n museum, dat midden in het schilderachtige natuurgebied Oranjewoud ligt, moet de kunstenaar zich goed thuis gevoeld hebben. Uit de tekst die directeur-conservator Han Steenbrugge over haar werk schreef blijkt de ijzersterke en stugge consistentie in haar werkwijze: ‘Van dichtbij geven Van Haasters verfobjecten vooral een gedetailleerd verslag van het artistieke proces. In elke geprofileerde verfstreek lijkt de behoefte schuil te gaan het medium te duiden, het eigen handelen te analyseren en anderen direct bij het schilderen te betrekken’. Beter kun je haar werkwijze niet interpreteren.

16. Bouwplaats, 2013 17. Letters, 2013
Bouwplaats, 2013 (60 x 80 cm) (l).
Letters, 2013. 

In het werk van Bettie van Haaster gaat het over kijken, rust en aandacht. Je moet er bij stil blijven staan. Op entertainment of het stelling nemen in een of andere maatschappelijke discussie zal men de kunstenaar niet betrappen. Integendeel, ze varieert op een thema dat tot op het bot wordt uitgediept. In de veilige stilte en de intimiteit van haar atelier, waar ze tevreden de geur van verf kan opsnuiven, net zoals de geur van een bollenschuur haar nog steeds blijmoedig kan stemmen. Onophoudelijk leeft ze toe naar het volgende schilderij, wars van trends, trouw aan haar idioom. De natuur als vriend. Bettie van Haaster is in staat om met een betrekkelijk eenvoudig middel als olieverf op een kleine schaal grote vergezichten te laten ontstaan, waarin het licht van een bijzondere intensiteit kan zijn. Het landschap van haar jeugd, de omgewoelde geestgronden achter de duinen aan zee moeten een onuitputtelijke inspiratiebron zijn. Maar strikt genomen heeft zij die omgeving alleen benut voor hetgeen haar daarin werkelijk boeit: de sfeer van licht en ruimte, die aan de kust vaak van monumentale omvang is, de zee nabij en het contact met de zandgrond. Er zijn niet veel kunstenaars in staat dit op zo’n intieme schaal te verbeelden.

Wat mij betreft wordt Bettie van Haaster in de tentoonstelling Stop Making Sense die momenteel in het Dordrechts Museum te zien is, node gemist.  De expositie schetst de ontwikkeling van de Nederlandse schilderkunst in de jaren tachtig. Zeker in die periode was Van Haaster met haar eigenzinnige, strenge mentaliteit en consistente werkwijze een op zichzelf staande verschijning in de schilderkunst. Haar intieme schilderijen zouden in deze harmonieuze en afgewogen expositie een welkome toevoeging zijn geweest. En even terzijde, hetzelfde geldt voor de Zeeuwse kunstenaar Piet Dieleman, aan wie ik onlangs ook aandacht op mijn blog besteedde. Van hem toont het Dordrechts Museum in de aula tenminste nog een schitterende reeks gekleurde schilderingen op papier. Hopelijk kunnen we de intieme vergezichten van Bettie van Haaster elders weer snel bekijken.

15.-Bettie-van-Haaster-op-haar-atelier-16-sept-2013
Bettie van Haaster in haar atelier te Amsterdam, 16 september 2013.

Geraadpleegde literatuur

Bettie van Haaster, Ateliers’63. Ruud Schenk in Metropolis M, 1985, nummer 4, blz. 26.
Bettie van Haaster. Uitgave Galerie de Expeditie, Amsterdam, 1998.
Bettie van Haaster grijpt hoog. Janneke Wesseling in NRC van 10 februari 1999.
Fruit 2001 – 2004. Bettie van Haaster, 2004.

Ook de gesprekken die ik met de kunstenaar voerde, kwamen van pas. 

De fotografie is van Tom Haartsen, met uitzondering van de twee tekeningen die zich in de collectie van Heden bevinden, alsmede het portret van de kunstenaar in haar atelier. Waar bij de afbeeldingen het formaat en de techniek niet staan vermeld, is het formaat 25 x 35 cm of 35 x 25 cm en de techniek olieverf op doek.

http://www.bettievanhaaster.nl/blog/

10 reacties

  1. Een prachtig verhaal over Bettie en haar werk. Ik ken haar wel en heb alweer jaren een paar van haar prachtige werkjes uit de jaren negentig in die sublieme oker/grijs/zwart/wit kleuren. Ik zou ze voor geen prijs willen missen.

  2. Prachtige tekst, Michiel. Jouw omschrijving van haar werkwijze en de ervaring/mijn ervaring van wat een landschap wel niet allemaal is, liggen heel dicht bij elkaar. Echt een hele mooie tekst. Tot gauw, Hans

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *