1
Monument bij de penitentiaire inrichting De Schie, Rotterdam, 1990. Foto: Bram Harkes

‘Herontdekt worden’, aldus ventileerde Alfred Eikelenboom (1934-2014) aan het eind van zijn leven zijn frustratie over de aflatende aandacht voor zijn werk. Vanaf de jaren zeventig tot na de eeuwwisseling maakte deze kunstenaar furore met zijn Utopian Models, waarin hij architectonische en sculpturale kwaliteiten in driedimensionale, grijze objecten integreerde. Grotendeels van de ellips afgeleide vormen, doen ze denken aan maquettes van stedenbouwkundige modellen. Echter maquettes als voorbeelden van een toekomstige werkelijkheid, zijn het niet. De kracht van Utopian Models zit in de autonome, esthetische vorm, hun volumes en het perspectief.

Een artistieke bijdrage leveren aan de ideale stad, een stad met ultieme zuivere vormen, dat was de grote ambitie van Alfred Eikelenboom. Met zijn utopische modellen verrichtte hij voortdurend onderzoek naar een volmaakte, stedelijke architectuur. Niet de minste architecten als Rem Koolhaas en Carel Weeber toonden zich schatplichtig aan zijn ideeën. Hun pleidooien leidden ertoe dat de kunstenaar enkele belangrijke opdrachten voor monumentale sculpturen kreeg. De gele muur voor de penitentiaire inrichting De Schie in Rotterdam, opgevangen in twee grijze bollen, blijf ik van een verbluffende schoonheid vinden. In de trein op weg naar de havenstad kijk ik er altijd naar uit. Hoewel het zich misschien meer ruimte had mogen toe-eigenen is het verbazingwekkend te zien hoe gemakkelijk het werk zich tot zijn omgeving verhoudt. Niet alleen tot de gevangenis, ook tot de Van Nellefabriek (Unesco Werelderfgoed) aan de andere kant van de Schie.

Het aantal monumentale opdrachten voor Alfred Eikelenboom is vrij beperkt gebleven en zijn ultieme verlangen om een echt gebouw als ideaal van schoonheid te verwezenlijken, is nooit gerealiseerd. Aan zijn gevoel van onderwaardering van zijn kunstenaarschap moet het zeker bijgedragen hebben. Zijn eigen werk vond de kunstenaar kunst in de meest pure vorm, maar ‘het muntje in de kunstwereld wilde niet goed vallen’. Een eigenzinniger kunstenaar, die zo hardnekkig trouw bleef aan zijn artistieke uitgangspunten en ze zo consequent heeft doorgezet, kan ik niet snel aanwijzen. Alfred Eikelenboom heeft een uniek en zuiver oeuvre achtergelaten, naast utopische modellen en monumentale sculpturen tevens schilderijen en collages.

2 2a
Utopian model, sculptuur als architectuur  /  architectuur als sculptuur  

Utopian models

Als decor- en reclameschilder wilde Alfred Eikelenboom op een artistieke manier rijk worden. Geen van beiden zou het worden. Na een jaar Vrije Academie belandde hij als student op de KABK, op advies van de directeur echter op de vrije afdeling waar hij volgens eigen zeggen opbloeide (1954-1958). Rein Draaijer leerde hem observeren, juffrouw Jacometti (geen familie) wijdde hem in de kunstgeschiedenis in. Voorts schreef hij zich in als student bouwkunde, niet om architect te worden, maar uitsluitend om lezingen te volgen. De opgang naar een carrière als kunstenaar volgde in de jaren zestig een regulier patroon, hoewel hij aanvankelijk niet zo openstond voor nieuwe kunst als Minimalisme en Zero. Op de Scheveningse boulevard tekende hij portretten, in zijn atelier in de voormalige melkfabriek Menken in de Hondiusstraat maakte hij vooral popart-collages. Al spoedig daarna ontstond een fascinatie voor ovale en ronde vormen, die resulteerden in een aantal elliptische, glimmende paarse schilderijen. En leerde hij het werk van Constant en Donald Judd kennen.

20 11
Zwembad, schilderij, 1961. Particuliere collectie (l)
Pop-art collage, 1963

Constant, die al in 1960 met zijn utopisch New Babylon een toekomststad ontwierp waarin mensen konden wonen en werken, Donald Judd, wiens sculpturen hij als ‘objecten met een magie, zonder toeters of bellen’ ervoer. Sciencefiction, denkbeelden van Franse utopisten als Boullée, de abstracte composities van Mondriaan en de idealen van de Russische constructivist Yakov Tsjernikov en zelfs van Albert Speer waren van invloed op zijn denkwereld. Bij elkaar een goede voedingsbodem voor zijn Utopian Models, waarmee hij in 1968 een aanvang maakte. Daarin concentreerde hij zich op contouren van stedelijke vormen. Een jaar later al verscheen tijdschrift Mono, waarin de kunstenaar met Dynamopolis een eerste zienswijze op de stedenbouw van de toekomst schetste. Dynamopolis als een utopische toekomststad, ontwikkeld uit bol-, ring- en cilinderachtige vormen, een stad zonder in- en uitvalswegen omdat het verkeer met andere steden uitsluitend door het luchtruim plaatsvindt. Binnen de stad beweegt men zich met supersonische snelheid door een buizenstelsel. Hier werd al duidelijk dat Eikelenbooms denkbeelden niet vanuit vastomlijnde maatschappelijke ideeën ontstonden, maar veeleer vanuit stilistische, esthetische en formalistische overwegingen.

3 5. Affiche Dynamopolis, 1969
Constant , Nieuw Babylon, 1960 (l)
Affiche Fly-in-city, Dynamopolis, Haags Gemeentemuseum, 1969

Uit zijn uitspraken als ‘grootschalige agressieve lelijkheid’ of ‘verzet tegen de naoorlogse blokkencultuur’ blijkt wel dat de kunstenaar de grote stad uit de jaren zestig als een rotte kies zag. De visuele verschraling van het authentieke landschap en vooral de openbare leefruimte was hem een doorn in het oog; het vormde een belangrijk uitgangspunt van zijn ideeën. Met die van de ellips en cirkel afgeleide vormen ondernam Eikelenboom naar eigen zeggen in zijn utopische modellen een aanval op de hegemonie van de kubus. In een van zijn theoretische bespiegelingen beschreef hij de ontwikkeling van het project Utopian Models als een hermetisch esthetisch systeem met een eigen innerlijke logica, ooit begonnen als een protest tegen de dozencultuur en het kale pragmatisme van de kubistische systeembouw. De uitvoering van de modellen liet hij aan specialisten over die ze van MDF-plaat maakten en in een neutrale kleur grijs spoten, die het statische karakter en accent op de stilering van zijn objecten onderstreepte. Ze werden op tafels en (grote) sokkels geëxposeerd. De term Utopian Model hanteerde Eikelenboom overigens pas later, midden jaren zeventig, toen het project al geruime tijd op gang was.

Tot aan het eind van zijn leven is Alfred Eikelenboom bezeten geweest van het scheppen van utopische modellen, misschien wel zijn opus magnum, in ieder geval de rode draad in zijn oeuvre. Denk niet dat hij altijd als een vrolijke Frans aan zijn kunst werkte. Van zijn beroepspraktijk kon Eikelenboom zo nu en dan behoorlijk treurig worden. Gelukkig bood zijn passie, het tangodansen hem voldoende tegenwicht.

16,-Cover-uitgave-Fonds-BKV-in-2003 10
Cover uitgave t.g.v. toekenning oeuvreprijs Fonds BKVB, 2003 (l)
Tentoonstelling Haags Gemeentemuseum, 1978

In het Haags Gemeentemuseum toonde Alfred Eikelenboom in 1978 twee reusachtige modellen voor een utopische stad: Lineaire stad (lengte 14,5 meter) en Totaal model (lengte ruim 21 meter). Hiermee presenteerde hij een vorm van visionaire architectuur, waarmee hij de monotonie in stedenbouw wilde doorbreken. De werken bestonden uit grijze monolitische elementen uit eerdere utopische modellen, maar nu over hun twee lengtes subtiel samengevoegd en aaneengeregen. Het was Hans Locher, toentertijd hoofdconservator, die het werk van Alfred Eikelenboom faciliteerde en de kunstenaar ‘tegen de wind in’ stimuleerde zijn visioenen op grotere schaal te realiseren. Locher was bij zijn komst naar Den Haag midden jaren zestig gefascineerd door de esthetiek in het werk van de kunstenaar, dat afweek van hetgeen toen in de Residentie ondernomen werd. Niet iedereen bleek een bewonderaar van zijn vormstructuur. Kunstcriticus Paul Groot vond het maar totalitaire modellen die alle vrijheid, speelsheid en fantasie van het sprietachtige werk van Auke de Vries misten. De Vries exposeerde in 1978 tegelijk met Alfred Eikelenboom in het museum. Aan een negatief beeld over zichzelf droeg de kunstenaar zijn eigen steentje bij. In interviews leverde hij impliciet kritiek op Wim Beeren, die hem niet zag staan en bij hem wegkeek, in tegenstelling tot zijn boezemvriend Miguel-Angel Cárdenas, die altijd op een vriendelijk woord van de oud-directeur van het Stedelijk Museum kon rekenen. Cárdenas was overigens degene die Alfred Eikelenboom begin jaren zestig de ogen opende voor de nieuwe kunst.

Monumentale sculpturen

6 7
De Muur, Amsterdam- Noord, 1987 (l)
De Muur, Apeldoorn, 1998

In een aantal monumentale beelden heeft Eikelenboom nadrukkelijk laten zien hoe vanuit een utopisch model een unieke sculptuur in een stedelijke achtergrond kon opgaan. Het stalen monument, een lange, knalrode muur met trompetvormige gaten en afgeronde hoeken op het Amsterdamse IJplein is wellicht zijn bekendste kunstwerk in de openbare ruimte. Een sculptuur in een door OMA, het architectenbureau van Rem Koolhaas, ontwikkelde wijk. Door bewoners betiteld als een ‘staand vergiet’, volgens de kunstenaar verwijzend naar een kosmische ruimte. Alfred Eikelenboom verwierf de opdracht boven ontwerpen van Robert O’Brien en Peter Struycken, dankzij het vertrouwen dat OMA in de kunstenaar had. Koolhaas zelf vond het uiteindelijke resultaat geniaal, de kunstenaar waagde zijn utopisch project en de plek ervan in Amsterdam-Noord te vergelijken met de Eiffeltoren in Parijs en het Vrijheidsbeeld in New York. Bewoners waren argwanender, zij betitelden het beeld als een klaagmuur, die hen het vroegere uitzicht op het IJ ontnam. Eikelenbooms betoog over ellipsen, cirkels, verdichting en ruimtelijkheid, dat het acceptatieproces in de wijk moest ondersteunen, vonden ze maar abracadabra. SKOR (Stichting Kunst in de Openbare Ruimte) moest op informatieavonden alle zeilen bijzetten om het kunstwerk bij de bewoners in te masseren. De kunstenaar zelf was van mening dat je ‘de muur de kans moest geven over vijftig jaar door veel mensen fantastisch gevonden te worden’. Inmiddels houdt het beeld zich al 28 jaar staande dankzij de schaal (bijna 5 meter hoog en 13 meter lang), de primair rode kleur en zijn autonome vormtaal. Het monumentale kunstwerk dat hij in 1998 in Apeldoorn liet opleveren is min of meer geënt op de muur in Amsterdam-Noord. Ook hier is sprake van een rode, stalen muur met afgeronde hoeken, voorzien van gaatjes in een regelmatig patroon. In dit beeld is echter in het midden een ronde poort aangebracht, die uitzicht biedt op een plateau met diverse grijze, geometrische elementen. Ook hier was de kritiek van de bewoners niet mals. In plaats van tegen een malle muur aan te moeten kijken, hadden zij liever een beeld van Wilhelmina gehad.

Voor het stadsuitbreidingsgebied Camminghaburen in Leeuwarden, een typisch stedenbouwkundig concept en amorf geheel uit de jaren zestig, ontwierp Eikelenboom in 1993 het originele Amphibian Ovoids: twee ovale vormen met een stalen stang aan elkaar verbonden, de een in het water, de ander net erbuiten. Met het stijgen en zakken van het water wordt het object kleiner of groter. Voor de stad Leeuwarden bleek het een kunsttoepassing van nationale betekenis. Ook de inrichting van een verkeersrotonde aan de Europaboulevard in Amsterdam (1996) mag niet onvermeld blijven. Van het monument op het voorterrein van de bajes De Schie (1990), ontworpen door architect Carel Weeber, heb ik al enthousiast gewag gemaakt.

8 9
Amphibian Ovoids, Leeuwarden, 1993 (l)
Drie sculpturen, Europaboulevard, Amsterdam

Eén aanstekelijke ontmoeting met Alfred Eikelenboom blijft me zeker bij. Samen met een lid van de adviescommissie van Heden (destijds Artoteek Den Haag) bezocht ik hem in 1995 op zijn Haagse atelier aan de Olststraat, in het naoorlogse Moerwijk. Vanwege de opgestapelde, ongeordende en ongeopende post ging de deur nauwelijks open en konden we ons met moeite een weg naar zijn atelier banen. In flagrante tegenspraak met de esthetiek van zijn kunst maakte het een chaotische, ja armzalige indruk. We kwamen met Alfred te spreken over het produceren van een serie grafische bladen. Een vermakelijk maar tevens ingewikkeld gesprek met twee kanten: grootsprakerig op een charmante manier en een overdreven nederigheid naar ons als potentiële opdrachtgever. Bij tijd en wijle ontpopte hij zich ook als een provocerende lastpost. Op het autistische af. Mensen die ooit met hem samenwerkten zullen zich hierin ongetwijfeld herkennen. Van Alfred kregen we het boek The science of art van Martin Kemp mee, een studie waarin wij naar de oorsprong van zijn werk konden speuren. Het refereerde ook aan een romantisch voornemen naar Italië te verhuizen, het land waarvan de cultuur en architectuur door de eeuwen heen hem immer inspireerde. Geld zou hij er wel als nachtportier in een hotel kunnen verdienen. Met Nuovo Formalismo duidde Eikelenboom zijn utopische modellen als een opzichzelfstaande kunststroming. In een van zijn tentoonstellingen verwerkte hij het Nuovo Formalismo plastisch in een model, zoals men dat in de jaren dertig placht te doen: uitgehouwen in de gevels van gebouwen. De kunstenaar maakte er een typografische compositie van, waarbij de tekst in perspectief taps toeloopt: de N van Nuovo groot, de tweede O van Formalismo klein. Het land Italië zat meer in zijn hoofd, dan dat hij er naartoe reisde. Alfred Eikelenboom was niet zo’n reiziger, op vakantie ging hij ook nooit.

19
Nuovo Formalismo

Het grafische blad voor Heden (destijds Artoteek Den Haag) is uiteindelijk een excellente zeefdruk geworden, vanzelfsprekend met elementen uit zijn utopische modellen. Maar de productie ervan ging niet zonder slag of stoot. Naarmate de voortgang vorderde, kwamen er steeds meer wensen op tafel. En afspraken met Alfred Eikelenboom liepen niet altijd even soepel. Medewerkers van bedrijven, waar hij werk voor een kunstopdracht liet uitvoeren en waar hij ’s ochtends een afspraak had, kon hij tot wanhoop drijven door pas laat in de middag strak gekleed en protserig in een open sportwagen te komen voorrijden. Het type van de dandy, dol op auto’s. Als er ergens subsidie voor zijn kunst op tafel kwam, besteedde hij die het liefst aan de aanschaf van een Alfa Romeo; de tegendraadse Alfred vertoefde nog wel eens boven de alledaagse werkelijkheid. Maar in de kunstwereld werd hij zeer geprezen. Nog in 2003 ontving de kunstenaar de oeuvreprijs van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst. Een prestigieuze prijs, al deed hij die af als een onderscheiding met een beperkte houdbaarheidsdatum. De schoonheid in zijn werk heb ik altijd met bewondering aanschouwd. Tijdens de tweede  Tour d’Art in 1989, een kunstmanifestatie van Heden (destijds Artoteek Den Haag) in het teken van architectuur, met een route langs ateliers van kunstenaars en kunstopdrachten op locatie, toonden we enkele van zijn Utopian Models. Samen met beelden van Joost Baljeu en Carel Visser uit de collectie van het Haags Gemeentemuseum heeft die presentatie in de statige hal van het voormalige ministerie van Economische Zaken, bij menig bezoeker een onuitwisbare indruk achtergelaten.

15 13
Utopian model, zeefdruk, 1995. Uitgave Heden (l)
Tekening op grafisch blad met raster- en lijnenpatroon, 1976/1980/1988

Minder bekend zijn Eikelenbooms schilderijen en zijn oeuvre op papier. In de jaren zeventig ontwierp hij drie grafische bladen met vaste fijnmazige raster- en lijnenpatronen, standaardbladen die hij in een enorm hoge oplage in offset liet drukken. Die beschilderde, betekende, beplakte en/of bewerkte hij met in zeefdruk uitgevoerde afbeeldingen van bouwwerken, die refereerden aan zijn inspiratiebronnen. Veelal bijzondere Italiaanse gebouwen als antieke tempels, kerken of paleizen, of kunstwerken van hem inspirerende kunstenaars. Hoewel dit grafische, collageachtige werk, Graphics on Grids geheel op zichzelf staat, gaf Alfred Eikelenboom ook in deze werken het nodige prijs van zijn visie op de ideale stad. Sowieso is in dit werk de relatie met de esthetiek van zijn utopische stad aanwezig.

Ook de schilderijen zijn vrij strikt gescheiden van het driedimensionale werk. Volgens de kunstenaar verhouden die schilderijen en zijn utopische modellen zich tot elkaar als twee aquaria: ‘De vissen kunnen elkaar zien en naar elkaar zwaaien, maar ze kunnen niet naar elkaar toe zwemmen’, zei hij erover. Wellicht dat men zich nog de expositie Painting as a Project herinnert, die in 2000 in de Rotterdamse Kunsthal plaatsvond. Daar toonde Alfred Eikelenboom tien reusachtige hemelsblauwe schilderijen uit een reeks van 25, waarvan de oplopende formaten vooraf in een schema waren vastgelegd. Een witte bol met daarin kleinere rondjes die als twee druppels water op elkaar lijken, maar toch allemaal anders, is het terugkerend thema. De composities zijn asymmetrisch, niet repeterend en vertonen subtiele verschillen, waardoor zij een dynamische indruk geven. Alfred Eikelenboom typeerde de cirkels als krachtvelden, die processen in de natuur verbeelden, maar geen relatie hebben met de bestaande werkelijkheid. Je had de indruk dat je naar vallende sneeuw, bewegende knikkers of uitgewaaierde confetti stond te kijken. Niele Toroni en Daniel Buren waren wegbereiders voor deze schilderkunst; hun stippen en strepen zetten hem in 1990 op het spoor van de kracht en magie van zijn eigen witte cirkels. Deze ‘sneeuw-schilderijen’ zijn eigenlijk sculpturen in het platte vlak, de cirkels zijn namelijk uitgefreesd, beschilderd en onder druk weer teruggeplaatst. Tot aan het eind van zijn leven droomde de kunstenaar ervan dat hij de reeks zou kunnen voltooien. Het was hem niet gegund, in die zin is het project utopisch gebleven. Ook utopisch bleef Night Watch Revisited, zijn plan om de gecoupeerde Nachtwacht van Rembrandt in de oude staat van vóór 1665 terug te brengen. Dat plan heeft de kunstenaar tot aan zijn dood obsessief beziggehouden.

14 18
Painting as a project (Wetering galerie), 2013 (l)
Sculptuur voor Sokkelplan, beeldenroute Den Haag, 1994

In het Haagse kunstenveld werd Alfred Eikelenboom alom gewaardeerd. Bijna zijn gehele leven woonde en werkte hij in de Residentie. Al midden jaren zestig exposeerde hij met de Haagse kunstenaars Nic Blans sr., Bob Bonies, Martin Rous sr. en Ray Staakman bij toentertijd gerenommeerde galeries als Al-Veka, Orez en De Posthoorn. Op instigatie van Bob Bonies was hij ook present in een tentoonstelling bij Riekje Swart, toen de meest vooruitstrevende galerie in Amsterdam. Helaas hield zij het na de eerste expositie al met zijn werk voor gezien. Voor Alfred Eikelenboom is Bonies wel een van zijn beste artistieke kompanen gebleven, beiden kunstenaars die zich geheel afkeerden van enig gebruik van de computer. Eikelenbooms uitspraak: ‘Wat het blote oog ziet bij natuurlijk daglicht is tijdloos fascinerend’, is daar een mooie illustratie van. Traditiegetrouw zetten de twee zich ieder jaar op Prinsjesdag gezamenlijk voor de buis, om onder het genot van exquise hapjes en drankjes het gebeuren op de derde dinsdag van september van luidruchtig commentaar te voorzien. Helaas zijn daar geen beelden van. Zijn passie voor het tangodansen bracht hem naar Dordrecht, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde.

22
Utopian model, De typologie van de globoid gebouw, Weteringgalerie, 2010 


Jeanne van der Horst, Mina’s Tango, 7 febr. 2012

Van Alfred Eikelenboom zullen we ons vooral zijn gestroomlijnde utopische modellen blijven herinneren: als autonome basisvorm, als onderlegger voor monumentale kunst of een hybride mengvorm daarvan. En zijn verbeeldingskracht en mentaliteit, waarmee hij hardnekkig campagne voerde voor de herwaardering van de vorm in de beeldende kunst. Hij was een stilistische estheet, met tomeloze inzet continu op zoek naar absolute schoonheid. Voor de realisatie van een Utopian Model als echt gebouw had hij Kissing Building in gedachten: twee vormen als paddenstoelen die elkaar net niet kussen. Afgaande op zijn uitspraak dat utopie voor hem 85 procent plan en slechts 15 procent droom betekende, moet hij de uitvoerbaarheid ervan als niet onrealistisch beschouwd hebben.

17
Het platonisch ideaal, Galerie Locus Solus, 2013. Foto: Franck Gribling 

De laatste exposities in 2013 bij de Amsterdamse Wetering Galerie en bij Locus Solus in Antwerpen brachten (nog) geen herwaardering van zijn werk teweeg. De soevereine, superbe kunst van Alfred Eikelenboom is het dubbel en dwars waard herontdekt te worden.

21. AE (r) met Ad Dekkers omstreeks 1967
Alfred Eikelenboom (r) met Ad Dekkers, ca. 1967 (l)

Bronnen:

  • Het oog op Den Haag. Actuele Haagse beeldende kunst. Uitgave: Gemeentemuseum Den Haag, 1986
  • ‘Embleem, interview Alfred Eikelenboom met Corine Koole’ in: Vrij Nederland, 28 maart 1987
  • Robbert Roos,De architectonische mededeling van Alfred Eikelenboom’ in: Beelding, februari 1991
  • Cornel Bierens, ‘Eeuwige schoonheid’ in: Alfred Eikelenboom, beeldend kunstenaar. Amsterdam: Fonds Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst, ter gelegenheid van de toekenning van de Oeuvreprijs, 2003
  • Peter Nijenhuis interviewt Alfred Eikelenboom in: De wereld werkt in Arnhem, 24 januari 2013
  • Videoportret van Alfred Eikelenboom door Harkes Art Solutions, 2014

Fotografie
Op enkele uitzonderingen na heb ik de hier gebruikte afbeeldingen van openbare websites en uit catalogi gehaald. Een groot aantal zal origineel door Fernando van Teylingen gemaakt zijn, hij was de ‘hoffotograaf’ van het werk van Alfred Eikelenboom.

 

23. Niels Post buitenbeeld Van Nelle Art Rotterdam 2015
Buitenbeeld van kunstenaar Niels Post op het terrein van Van Nelle tijdens Art Rotterdam 2015. In de verte ontwaar je de gele sculptuur van Alfred Eikelenboom voor de bajes De Schie

12 reacties

  1. Goed om te lezen en deze aandacht te vragen voor en geven aan Alfred Eikelenboom. Heb zijn werk altijd bewonderd.
    Ik wist niet van zijn belangstelling voor de Argentijnse Tango, die belangstelling deel ikzelf ook. Had graag de Argentijnse Tango met hem gedanst.

  2. Dank voor dit kostelijke portret van Alfred en zijn werk. Sinds onze eerste ontmoeting ben ik altijd *hard core* fan geweest – met Alfreds werk is het alles of niets. Er was een tijd waarin we in zijn toen nieuwste bolide tentoonstellingen afreisden, waarbij ik wel eens twijfelde of ik het er heelhuids vanaf zou brengen gezien Alfreds opmerkelijke hang naar de vangrail. Die was een gevolg van het feit dat hij voortdurend om zich heen keek en de omgeving in zich opzoog, hij zag veel meer dan ik en wees me steeds op dingen die me anders totaal ontgaan waren. Alfred was rampzalig om mee te werken maar je vergaf hem alles vanwege zijn grote charme. Eindeloos kon hij zaniken over miskenning en hoewel hij wel degelijk goed gezien is door een kleine groep liefhebbers is groot succes en financiële welstand altijd uitgebleven. Hij was altijd straatarm, maar wist er ook altijd perfect uit te zien als door een ringetje te halen. Hij danste de tango op een heel elegante manier, het was typisch een dans voor hem en hij kon het goed. Toen we een tijdlang bij elkaar om de hoek woonden schaakten we meerdere keren per week met elkaar, soms ook met Rinus v.d. Bosch die ook een buurman was en nou ook al weer lang tot zijn vaderen verzameld. Beiden worden zeer gemist. om hun werk maar ook om hun total originele verschijningen, uitvinders eigenlijk, in de kunst én in het leven. Van beiden heb ik veel geleerd. Ach Alfred…..extreme ijdeltuit met je extreme, soms haast totalitaire ideeën, een volstrekt eigen blik en visie op *alles*. Over Alfred zou een mooie biografie te schrijven zijn. Als ik aan hem denk, dan mis ik hem.

  3. Als gastdocent in 1998 aan de Vrije Academie in Den Haag heeft Alfred Eijkelenboom een onvergetelijke indruk op me gemaakt. Bob Bonies, de toenmalige directeur, had hem uitgenodigd om een cursus ‘Bronnen en beelden’ te geven. Zelden zo’n bevlogen iemand meegemaakt!

  4. ……….prachtig, heb het voor het eerst uitgebreid gezien op het festival forum te middelburg , ongeveer 1980 denk ik, grijze modellen in de kloostergang van de abdij……..dank michiel

  5. met twee vrienden heb ik het tijdschrift Beelding opgezet en uitgegeven (10x p.j.) de redactie heeft aan Robbert Roos, toen nog een zeer jonge en beginnende kunst recensent/journalist, opdracht gegeven om een verhaal te leveren over Alfred Eikelenboom, een architectonische mededeling is het geworden, wij waren er blij mee.

  6. Dat was indertijd een goed Haags tijdschrift Jaap, Beelding. Ik raadpleeg het nog wel eens, en zoals je ziet bij de bronvermelding heb ik het voor het verhaal van Alfred Eikelenboom ook gedaan.

  7. Onlangs kwam ik erachter dat Alfred al een tijdje geleden overleden was. De wereld is een bijzonder mens armer..
    Ik ben degene die vanaf 1980 tot 1992 al zijn (schaal) modellen heeft gemaakt en dus zeer intensief met hem heeft samengewerkt, wat niet altijd even makkelijk was. Na ’92 ben ik hem een beetje uit het oog verloren (buitenland) en heb nog sporadisch contact met hem gehad.
    Graag zou ik nog een keer dat werk willen zien, weet iemand waar dat zich bevindt en of dat bezichtigd kan worden?

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *